Jan Otten Fotografie: Ruud de Vreeze

In deze rubriek gaan we op zoek naar verhalen uit het verleden. Dit keer de Nationale Lucifersfabriek in Weert, in de volksmond ook De Zwieëgel genoemd. Aan de Zuid-Willemsvaart kwam na de oprichting in 1935 een florerende luciferindustrie op gang. Tot de opkomst van de gasaansteker een bedreiging vormde. Dankzij een gat in de markt wisten oprichter Frans Otten en zoon Jan de fabriek net op tijd te verkopen.

Door Wesley Hegge

Alsof het de dag van gisteren is, lepelt de 85-jarige Jan Otten anekdotes op over ver vervlogen tijden. Zowel lichamelijk als geestelijk is hij topfit. Voor zijn passie zeezeilen is hij regelmatig van huis. “Over twee dagen vertrek ik, als het weer tenminste goed blijft”, zegt Jan en laat enkele albums zien. Daarin heeft zijn vader vanaf het begin zorgvuldig vele honderden etiketten van alle gefabriceerde luciferdoosjes in bewaard. Daarop prijken afbeeldingen van vogels, motoren, filmsterren; een gevarieerde collectie die een beeld geeft van een veranderende wereld.

Het interview is ook opgenomen.

Jan Otten: Opkomst en ondergang van De Zwieëgel from Art-is mediagroep on Vimeo.

Eindhoven
Het verhaal begint in 1900. Het geboortejaar van Jan zijn vader Frans, zoon van een Eindhovense aannemer met circa honderd werknemers. “Mijn grootvader heeft de eerste Philipsfabriek in Eindhoven gebouwd en de watertoren in Zaltbommel. Hij is op 48-jarige leeftijd overleden. Mijn vader Frans was toen zestien jaar oud. Na zijn middelbare school trad hij in dienst bij de luciferfabriek in Eindhoven.”

In 1920 begon de Zweed Ivar Kreuger in een groot aantal landen luciferfabrieken op te kopen om een monopolie te krijgen. De lucifer is overigens ook een Zweedse uitvinding uit 1844. Nadat de kopjes in plaats van de gevaarlijke witte fosfor werd vervangen door kaliumchloraat en andere stoffen, kregen de lucifers als safety matches een grote verspreiding. Kreuger kocht vele verschillende fabrieken op en bracht ze samen in de Swedish Match Company, waar ook de Vereenigde Hollandsche Lucifersfabrieken uit Eindhoven deel van uitmaakten. “Op den duur had hij meer dan vijftig fabrieken. Maar daarna kwamen de crisisjaren. Het imperium stortte in elkaar.”

Weert
Op dat moment besloot Frans dat het tijd was voor eigen fabriek: de Nationale Lucifersfabriek. “Inmiddels had hij alle rangen in de fabriek doorlopen. Hij koos voor Weert omdat daar veel arbeidspotentieel was en subsidie werd verleend in de crisisjaren. Nagenoeg alle honderd medewerkers die er meteen kwamen werken, waren land arbeiders en meisjes uit Weert. Ze spraken in het dialect over De Zwieëgel, dat lucifer betekent. De samenleving veranderde in de loop der jaren van agrarisch naar industrieel. Bovendien speelde mee dat er in de Brabantse nabijheid veel populieren te vinden waren, de grondstof van lucifers.”

De Weerter luciferfabriek was gelegen aan de Zuid-Willemsvaart in de driehoek Industriekade, spoorweg en spoorbrug; een gedeelte van de huidige locatie van Bosch. Er was een losplaats voor boomstammen en er zijn nog enkele gebouwen herkenbaar aan de zaagdaken. “Het was de bedoeling om de populieren over het water aan te voeren.”

Het eerste jaar werd verlies gedraaid, daarna nooit meer. Het was een doorslaand succes. De fabriek kwam de oorlogsperiode dan ook ongeschonden door. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen de jeugd en vrouwen begonnen te roken, nam het verbruik enorm toe. “In die tijd ging mijn vader lucifers exporteren naar Engeland en importeerde hij lucifers uit het Oostblok.”

Opvolging
In 1949 mocht Jan de eerste steen leggen voor de bouw van de tweede fabriek, die een jaar later in gebruik genomen werd. Toen hij even later eindexamen deed op het Bisschoppelijk College in Weert, vroeg zijn vader hem of hij naar de fabriek kon komen. “Dat deed hij altijd als er iets ernstigs was. Dus na een paar dagen feest gevierd te hebben na het sla gen, vroeg hij wat mijn toe komst plannen waren. Hersenchirurg, zei ik. Een oom van een vriend deed dat beroep en zijn ver halen vond ik ongelofelijk interessant. Mijn vader keek me vriendelijk aan en zei dat mijn plan niet doorging, omdat ik hem zou gaan opvolgen. Hij had me ingeschreven bij de Technische Hoge school in Delft. Hij was zelf helemaal geen technicus en ik moest bedrijfsmechanisatie studeren, want de toekomst van de lucifer fabriek werd afhankelijk van machines. Ik vond het verschrikkelijk, maar we hebben het over begin jaren vijftig. Als dat besloten werd, deed je dat.”

Op 1 januari 1960 trad Jan in dienst. Dezelfde dag waarop hij zijn vrouw Hermine Linssen leerde kennen. “Ze kwam uit Roermond en was de dochter van notaris Linssen. Ze had in Weert een nieuwe functie gekregen en ik liep haar toevallig tegen het lijf.”

Bedreiging
In de jaren zestig moderniseerde Jan het bedrijfsproces. “Ik ben meteen gaan mechaniseren. Het was een moeilijke tijd. Er kwamen enorm veel fabrieken bij. Van Philips bijvoorbeeld, maar ook de Verkadefabrieken in Den Bosch en Hoechst. Deze fabrieken hadden allemaal mensen nodig. Binnen ons productieproces werkten veel vrouwen, omdat voor bepaalde werkzaamheden een fijne motoriek nodig was. Bij Verkade en Philips wilden ze ook vrouwen hebben.”

In die tijd kwam ook de gasaansteker op. “De fabriek liep op zich goed, maar ik zei tegen mijn vader dat de aansteker onze toekomst zou veranderen en onze fabriek op termijn geen bestaansrecht meer zou hebben. Ik zei dat we de fabriek van de hand moesten doen. Ik had van een professor geleerd: als je een bedrijf hebt met een marktaandeel van 25 procent of meer word je overgenomen. We hadden een aandeel van 22 procent, dus we moesten iets bedenken.”

Het gouden idee schoot hem te binnen toen Jan met Hermine een dagje in Utrecht was. Op de hoek van een straat zag het zwart van de mensen. “We gingen kijken wat er aan de hand was. Een man met een groot kaal hoofd en een vrouw in tijgerpak verkochten foto’s van filmsterren. Ik vroeg die man of het mogelijk was om die foto’s op een luciferdoosje te plakken.”

Gat in de markt
Met dat plan confronteerde hij zijn vader. “Ik heb hem niet snel zien schrikken. Nee, dat zag hij niet zitten. Uiteindelijk heeft hij het een kans gegeven. We hebben de prijzen van doosjes lucifers verhoogd, omdat de filmsterren erop stonden. Die doosjes waren zo gewild dat het marktaandeel na een jaar steeg tot 26 procent. We konden de productie niet meer aan. We draaiden in de avonden en zaterdagen door.”

Toen de Vereenigde Hollandsche Lucifersfabrieken in 1967 een nieuwe fabriek Eindhoven bouwde, wilden ze er een hal bij bouwen en de Weerter fabriek overnemen om die daarnaartoe te verplaatsen. “We hebben hoge prijs gevraagd voor onze fabriek. In relatie tot de waarde van de fabriek te hoog. Maar uiteindelijk gingen ze overstag. Het was hen veel waard om een geduchte concurrent kwijt te zijn.”